showcase
De technologie die ons vormt meer in eigen handen krijgen
Interview met onderzoeker Niels ten Oever
Als samenleving vertrouwen we op digitale infrastructuren. De standaarden waaraan deze infrastructuren moeten voldoen om te kunnen samenwerken, zijn nauwelijks zichtbaar. Onterecht wordt vaak aangenomen dat standaarden neutraal zijn. Niels ten Oever (Universiteit van Amsterdam) werkt als postdoc in het project ‘Making the hidden visible: Co-designing for public values in standards-making and governance’; projectleider is Stefania Milan. In het project bestuderen de onderzoekers hoe de totstandkoming van standaarden precies werkt en hoe de technologie meer in de handen van overheden en burgers kan komen.
Niels ten Oever
Ten Oever heeft een interessante achtergrond. ‘Ik ben een soort interdisciplinair monster van Frankenstein: een filosoof en politicoloog, gespecialiseerd in mediastudies, met flink wat computerkennis. Ik noem mijzelf ook wel eens ‘code-etnograaf’: ik probeer uit te vinden welke ideologie en waarden er achter en in ICT-infrastructuur verborgen ligt. Het is belangrijk om die transparant te maken, want zoals wij als mensen onze tools vormen, zo vormen de tools ons ook. En die technologie is niet waardevrij.’
Van telegraaf naar Internet of Things
De alleroudste nog werkende internationale organisatie en tevens het oudste lichaam van de Verenigde Naties is een zogenoemd ‘standaardenlichaam’, vertelt Ten Oever. ‘De International Telegraph Union is opgericht in 1865. Inmiddels is deze omgedoopt tot de International Telecommunication Union, maar het doel is nog altijd hetzelfde. Overheidsorganisaties uit verschillende landen werken erin samen om ervoor te zorgen dat iedereen dezelfde infrastructuur kan gebruiken voor telecommunicatie. Destijds begon het met de telegraaf, toen kwamen de telefonie en de radio, daarna kwam internet en nu gaat het vooral om 5G dat het Internet of Things verder mogelijk maakt. De vraag rond standaardisering van ICT is altijd waar de controle over de infrastructuur moet liggen: alleen bij de eindpunten of ook in de netwerken zelf?’
De macht verschuift
We kunnen communicatienetwerken zien als extensie van macht, legt Ten Oever uit. ‘Hoe verder we opschuiven richting netwerken als 5G, hoe meer de macht komt te liggen in de netwerken zelf. Internet was vroeger een op zichzelf ‘dom’ netwerk en bestond alleen voor het vervoer van data tussen computers. Maar wat 5G en het internet of Things anders maakt, is dat eindpunten dommer worden, soms zijn het alleen maar sensoren, en er komt steeds meer ‘intelligentie’ in het netwerk. Allerlei apparaten sturen vanuit onze huizen, kantoren en ziekenhuizen data via het internet, terwijl wij zelf steeds minder zicht en controle hebben op wat daar allemaal gebeurt. In feite zijn die apparaten niet meer van onszelf, maar van de partijen die het dataverkeer in handen hebben.’
De pijplijn
De International Telecommunication Union kreeg met de opkomst van het internet steeds minder te zeggen over de netwerken. Ten Oever: ‘In de begintijd gingen de overheden overal zelf over, maar met de komst van internet is het meer een publiek-privaat governance-proces geworden. Met de versmelting van telecomnetwerken en het internet krijgt de staat weer een grotere rol, maar bedrijven koken de standaarden gezamenlijk voor. Er ontstaat dus een soort ‘pijplijn’ waarin de standaarden ontwikkeld worden waaraan de overheden pas laat meedoen. Met ons project willen we zicht krijgen op hoe die pijplijn precies werkt. Wij analyseren mailverkeer over standaardisering, zodat we kunnen zien hoe de besluitvorming in de standaardlichamen plaatsvindt. Ook bestuderen we de standaarden, patenten, software en hardware op dit terrein en bovendien de technologie zelf. Hierbij richten we ons nu voornamelijk op 5G-techologie, en dat betekent dus ook dat we zelf 5G netwerken maken, want we willen kunnen ervaren hoe verschillende configuraties precies werken.’
Technologie geeft ons leven vorm
Het onderzoek naar hoe standaardisering precies werkt, is belangrijk. ‘Wat daar wordt vastgelegd, beïnvloedt het dagelijks leven van ons allemaal. Veel mensen richten zich in hun internetgebruik op wat ze kunnen zien. Van Facebook kun je desnoods afgaan, als dat je niet aanstaat, maar van de achterliggende technologie kunnen we niet zomaar af. Die wordt gebruikt door onze overheden, onze onderwijsinstellingen, de medische wereld. Tegelijkertijd hebben we zelf steeds minder invloed op de technologie die ons dagelijks leven vormgeeft. In de jaren tachtig zat vrijwel niemand op de mobiele telefoon te wachten. Wie had kunnen denken dat de huidige smartphone zo’n bepalend element in ons dagelijks leven zou worden? Zolang onze dagelijkse technologie maar ‘gewoon werkt’, stellen we er geen vragen bij als gebruikers. Dat wat mogelijk en onmogelijk is met onze apparaten, nemen we gewoon aan; invloed hierop lijkt niet mogelijk. Wat kan en niet kan wordt voor ons bedacht door partijen die die invloed wel hebben. Wij proberen naar voren te halen wat die partijen dan precies aan die technologie meegeven.’
Verschillen in waarden en regels
Hoe waarden en ideologie kunnen verschillen, zien we bijvoorbeeld aan waar technologie vandaan komt. Ten Oever: ‘GSM komt van oorsprong uit Europa, internet komt uit de USA, 5G komt uit China en Korea. Vroeger zeiden we tegen de Aziatische landen: houd nou eens op om onze technologie te kopiëren! Nu hebben deze landen zelf technologie ontwikkeld en is ‘het westen’ boos dat daar andere regels gelden dan hier en noemt men gebruik van bijvoorbeeld Huawei-techologie een ‘veiligheidsrisico’. Ik vind dat ironisch, want het zijn juist de westerse bedrijven waar we een aantal schandalen mee hebben gezien rond het stiekem openzetten van achterdeurtjes in software om data mee af te tappen. Dat heb ik bij de Aziatische bedrijven op die schaal nog niet gezien.’
‘Internettisering’ van de communicatie
Nader onderzoek naar 5G is echter wel heel urgent, zegt Ten Oever. ‘Het verschil tussen 5G en de vorige G’s is groot. Met nieuwe antennes, routers, processoren en software wordt het steeds gemakkelijker om het communicatienetwerk te herconfigureren en te optimaliseren met algoritmes. De vraag is echter: waarvóór doen we dat? Wie begrijpt nog wat er gaande is? Zelfs de telecombedrijven zelf snappen niet meer hoe het precies werkt. Ze huren expertise in van bijvoorbeeld Huawei om een deel van hun apparatuur van te leasen en te laten onderhouden, omdat dit bedrijf significante delen van het netwerk onderhoudt. In feite is daarmee het communicatienetwerk niet meer in publieke, maar private handen. Wat we nu meemaken, is de zogenoemde ‘internettisering’ van de communicatie. Waar de communicatie mee omgaat, wordt zij mee besmet, zou je kunnen zeggen. Er zitten nu andere – en programmerende! – partijen aan de knoppen dan vroeger.’
Van burger naar consument
Een andere observatie: ‘We hebben ook gekeken naar hoe op de sociale media wordt gesproken over 5G. Bedrijven die apparaten verkopen en netwerk-operators spreken de gebruikers consequent aan als consumenten. “Ons product is nu nog beter, sneller en handiger.” Maar over de techniek zelf en over de maatschappelijke meerwaarde ervan wordt niets gezegd. Toen internet en de sociale media bijvoorbeeld opkwamen, werd er in heel andere termen over gesproken: er zou nooit meer oorlog komen, we zouden vrij met elkaar kunnen communiceren, er zou een onderwijsrevolutie plaatsvinden.’ Nu dit grote maatschappelijke verhaal ontbreekt, gaan mensen dat zelf invullen, stelt Ten Oever. ‘Als 5G-producten chirurgen kennelijk in staat stellen op afstand te opereren, dan kan misschien met straling mijn DNA ook wel op afstand beïnvloed worden door 5G, denken sommige mensen. Zo ontstaan er allerlei samenzweringstheorieën, rechtstreeks voortbouwend op de marketingtaal van de industrie zelf. Er is weinig engagement met mensen die dit soort zorgen uiten en die normaal helemaal niet zo bevattelijk zijn voor samenzweringstheorieën.’
'Experimenteren met datatelecommunicatienetwerken' Foto: Niels ten Oever.
Dialoog over wat we willen
Dat engagement moet er wel komen, zegt Ten Oever. ‘Wij moeten mensen veel beter gaan betrekken bij kennis en informatie over hoe technologie werkt. We moeten met elkaar een dialoog voeren over wat voor technologie we willen – gebaseerd op de vraag naar wat voor samenleving we willen. Die infrastructuur maakt immers die samenleving mogelijk en vormt deze. Nu lijkt de technologie vooral toegesneden te zijn op het zo frictieloos doorgeven van advertenties. Is dat wat we willen? Welke alternatieve technologievisie kunnen we ontwikkelen? Gelukkig hebben we met ons project nog drie jaar om daar op te studeren.’
Niels ten Oever (Universiteit van Amsterdam) werkt als postdoc onderzoeker in het project ‘Making the hidden visible: Co-designing for public values in standards-making and governance’;
projectleider is Stefania Milan. Het project valt onder het programma 'Verantwoord Innoveren. Ontwerpen voor Publieke Waarden in een Digitale Wereld'.
Meer informatie over het project op https://in-sight.it/
Meer informatie over Niels ten Oever op https://nielstenoever.net/